Parijs, 2006. Op een lome namiddag stond ik in een museum plots oog in oog met L’origine du monde. Het beavershot dat Gustave Courbet al in 1866 verdienstelijk gedetailleerd op het schilderslinnen zette. In een reflex wendde ik mijn hoofd af. Ik was dan wel opgegroeid in de jaren ’70, de brutaliteit waarmee de kloeke bos schaamhaar me aanstaarde, joeg me het schaamrood op de kaken. Al dat haar!

Dezelfde reflex had ik toen er een paar jaar geleden op de Bos en Lommerweg opeens een gigantische, ongetrimde baard voor mijn neus opdook. Haar tot ver voorbij de adamsappel. Aan een gezicht van onder de 30. Geschokt dacht ik aan Jan, Piet, Joris en Korneel. Ja, die hebben baarden. Maar dat was vroeger. Op zee. En we weten natuurlijk allemaal dat een Lars, Jordy of Jeremy  de Kaap nooit zullen ronden. Al was het alleen maar omdat het niet te combineren is met papadag.

Daar stond ik op de Bos en Lommerweg. Sinds de jaren 80 was de baard in mijn ogen een accessoire voor sneue types. Met over de schouder een linnen tas gevuld met idealen uit de jaren 70. En nu bleek zo’n zelfbewuste, hipgeklede twintiger open en bloot een baard te hebben. Ik schaamde me voor zijn schaamteloosheid. Al dat haar!

Inmiddels ben ik wijzer. Bolo is nu eenmaal een hippe buurt dus als de baard hip is, is er hier ook geen houden meer aan. Toch kreeg ik heel even hoop toen Monique van De Nieuwe Boekhandel een oproep aan het Boloboostteam deed. Wisten wij misschien een aardige winkel, die de plaats van de matrassenzaak wilde innemen?

Nou en of. Een barbier graag! In de Pijp zit een leuk, hip meisje dat mannenbaarden scheert. Kunnen we hier ook doen, toch? Zijn we misschien al weer hipper in Bolo.

Maar daags erna begreep ik dat het nog lang, lang niet zover is. Bij mijn boekhouder kreeg ik een linnen tas in handen gedrukt om de nieuwe boekhoudmap in te vervoeren.

‘Geinig’, zei ik goedmoedig, ‘lekker retro’. De boekhouder, jong, met baard, keek me glimlachend aan. ‘Nee hoor, de linnen tas is weer helemaal terug.’

Tekst: Caro Ritsma