Oorspronkelijk komt Nico Dros van Texel. Over dat Noord-Hollandse eiland gaat ook zijn boek Oorlogsparadijs dat verhaalt over een jonge arts die er relatief rustige oorlogsjaren beleeft. Totdat de aldaar gelegerde Georgiërs in opstand komen tegen het Nazi-regime…

“Waar de vrouw woont, daar is het basiskamp”, valt Dros met de deur in huis. Hoewel hij zelf een huis in Oud-West heeft, is hij ’s avonds en in het weekend vooral bij zijn vriendin op de Hertspieghelweg.  De geboren Texelaar kan niet buiten de tuin van haar benedenhuis. “Het leuke aan Bos en Lommer is het groen, het doet zijn naam eer aan”, meent Dros. “Het wat mindere imago is nagenoeg verdwenen, constateer ik. Jonge gezinnen zijn hier komen wonen omdat er hier veel mogelijkheden zijn. Je voelt het toekomst-elan in deze buurt!”

De fijnste en meest overzichtelijke plek in Bos en Lommer vindt Dros nog altijd het Erasmuspark. “Het is een pril, intiem parkje en als je gaat joggen, loop je zomaar acht rondjes. Dat vind ik heel bemoedigend. Het maakt me niets uit om steeds hetzelfde rondje te lopen.” Dros houdt ervan om gewoon zomaar door de buurt te lopen: “Het is goed om je in te leven in het moment dat een wijk werd gebouwd, vanuit welke noden en ideeën. Dat het hier overal heel groen is, vind ik ook bijzonder aangenaam.”

Als student woonde Dros in de Kinkerbuurt. Als een soort etnische splinter van binnenlandse herkomst zaten daar alle Texelaars daar bij elkaar. “In die buurt was eigenlijk bijna niets aan groen, je moest echt zoeken! Volgens mij bestond toen ook de Havelaar nog niet. En dat plantsoen was ook nog niet aangelegd. Dat was een soort veldje waar de honden scheten.” Dros vond dat toen fascinerend, zo’n stedelijke omgeving. Het gaf hem een melancholiek gevoel ‘dat op die leeftijd wel mooi is’.

“Bos en Lommer ademt,” vindt Dros, “Bovendien vind ik de naam ook erg mooi: Bos en Lommer. Ik zeg nooit BoLo.” Het laatste zegt Dros lachend en verklaart dat hij het ook wel eens op z’n 17e eeuws uitspreekt: Bosch ende Lommeringhe. “De buurt waar mijn vriendin woont, met de Hertspieghelweg, en dat nieuwe speelterrein vind ik heel prettig. De Augustanakerk vind ik een prachtig mooi gebouw.” Ik vertel Dros dat de kerk verkocht wordt, waarop hij verklaart altijd plannen te hebben als hij daar met zijn vrouw langsloopt. “Het is een heel mooi gebouw voor de schrijversvakschool, we kunnen er een extra etage in maken.” (Dros geeft les aan de schrijversvakschool aan de Herengracht en heeft destijds voor de doorstart van dit initiatief gezorgd)

“Ik kreeg nogal wat mails op mijn laatste boek, Oorlogsparadijs. In die mails las ik dat mensen erdoor geraakt waren. Ik dacht bij mezelf, het heeft iets gedaan. Soms heb je het nodig dat je doordringt in de omgeving. Het is namelijk best een eenzaam beroep, altijd maar worstelend met je personages, die ook zomaar weer kunnen verdampen. Je moet je niet zo’n zorgen maken om al die tendensen in de wereld. Zoals dat misschien de literatuur wel marginaliseert. Wat kan jou het schelen, je schrijft gewoon door en het komt wel weer goed. Op een gegeven moment lig je op je rug en dan is het klaar. Dan heb je toch een paar boeken geschreven en niet vanuit het niets geleefd.”

Het volgende boek van Dros dat in april uitkomt, bevat acht verhalen waarvan er één in Bos en Lommer speelt. Wie er woont herkent het, en voor wie er niet woont, blijkt uit de laatste alinea waar in Amsterdam het is.

Foto: Carla Schoo

Tekst: Arjan van Oorsouw