Ome (de; m meervoud: ome’s )

  1. Amsterdamsche titel. Man die niet jouw familie is, maar wel op die manier functioneert. Sterk aanwezig is in jouw leven en op verjaardagen.

Het is officieel! Per november ben ik  weer een echte BoLo-ster. Stiekem (samen)woon ik er al. Alleen moet mijn zooi nog tussen zijn zooi komen te staan. Het heugelijke feit ging de buurvrouw ook niet voorbij.

‘Woon jij hier?’ vroeg ze.

Ik wees haar op het liftknopje waar de rand rood verlicht was. Ik knikte en vertelde trots dat ik bij mijn vriend op de zesde ging wonen.

‘Ja, want ik had jou nog nooit gezien. Welkom.’

Pfieuw, goedgekeurd. Gelukkig maar. Raar vond ik het niet dat zij mij op een confronterende, misschien zelfs achterdochtige, manier benaderde. Het was zelfs wel fijn. Fijn dat er iemand in het gebouw is die een oogje in het zeil houdt. Sociale controle noemen we dat.

Toen ik hier opgroeide was de sociale controle sterk te noemen. Als mijn moeder niet thuis was kon ik altijd aanbellen bij de tantes en ome’s in de buurt. Het waren niet mijn echte tantes en ome’s. Die titel kregen ze, want ze hadden een belangrijke functie in het dagelijks reilen en zeilen van de buurt.  Als er een oogje in het zeil gehouden moest worden,  als er bij verjaardagen stoelen tekort kwamen, als de voorjaarsschoonmaak gedaan moest worden en misschien wel de belangrijkste als er een feestje was.

Er zaten nadelen aan die controle. Ik kon geen rottigheid uithalen of mijn moeder stond al thuis op mij te wachten met gepaste straf. Maar jeetje mina wat een feest werd het als ik bij ome Leen mijn warme chocolademelk voor de helft op had en het glas tot de nok toe werd hervuld met slagroom! Held. Ome Leen heet voor mij ook nog steeds ome Leen en tot op de dag van vandaag, als hij mij ziet behandelt hij mij op dezelfde liefdevolle manier als toen. Want dat doen ome’s en tantes.

Wie weet als mijn en zijn zooi onze zooi is en we er een klein beetje zooi bij krijgen, misschien kan de kleine zooi de mevrouw uit de lift ook wel tante gaan noemen. Zou leuk zijn.

Agnes Giesken